Is een schuldgraad ten bedrage van 120% van het BNP een budgettair
en financieel-economisch probleem?
Volgens bijna alle deskundigen zeer zeker, vooral in een kwakkelend
economisch klimaat. Uiteraard zijn de grootte van het probleem en de urgentie
voor een oplossing afhankelijk van een handvol variabelen. De eerste die me
door het hoofd gaan zijn economische groei, graad van tewerkstelling,
rentevoeten en, misschien, absolute grootte van het BNP. Ongetwijfeld zijn er
voldoende specialisten in de kabinetten van Europese leiders en in de
wandelgangen van de Europese hoofd- en nevenkantoren die deze lijst kunnen
aanvullen.
We spoelen nu terug van de theorie naar de praktijk, en
naar de realiteit van deze ochtend.
De Italiaanse schuld bedraagt vandaag 120% van het Italiaans
BNP, ruwweg 1900 miljard Euro.
Eén van de hete hangijzers in het recentste crisisverhaal
was de vraag; hoe gaat Italië ervoor zorgen dat deze schuld vermindert in
plaats van voort te stijgen?! Dat nieuwste plan van Italië – of die brieven een
waarachtig, uitvoerbaar en (straks) goedgekeurd plan worden weet voorlopig nog
niemand – was een sleutelstuk in het “Grote Europese Antwoord” op de crisis.
Nadat Sarko & Angela in de vroege uren, de één met
minder energie dan de ander, de geboorte van een nieuwe telg in de
oplossingenreeks hadden aangekondigd, deed ook Papandreou zijn duit in het
suikerzakje. Na de (zogezegd vrijwillige) “coupe jatte” ofte “haircut” zou de
Griekse schuld tegen 2020 terugvallen op 120% van het BNP. Deze wetenschap, en
de euforie van het nieuwe ochtendgloren, ontlokte aan de Griekse eerste
minister de volgende woorden: “The debt is absolutely sustainable now”. Vervolgens
vertelde hij nog een sprookje over hoe Griekenland de banken en de
pensioenfondsen gingen op de been houden terwijl ze ook het BNP zouden
opvijzelen en het budget in evenwicht houden (alles wellicht in de
veronderstelling dat de rentevoet over de volgende 7 magere jaren rond de 0%
zouden schommelen).
Is het niet merkwaardig dat, in éénzelfde economische
biosfeer, wat voor de één een serieus probleem is, voor de ander heel goed
nieuws is? Nog merkwaardiger is het feit dat meer dan twintig presidenten,
premiers en hoge voorzitters het akkoord historisch noemen. Historisch lijkt me
toch wel goed voor de (middel)lange termijn. Blijkbaar zien ze geen graten in
het feit dat 120% voor Italië een rood licht betekent, wat echter voor
Griekenland groen pinkt, of tenminste groen oogt.
In onze moderne pluralistische Europese democratie hebben
de burgers het recht om elk nieuw voorstel, elke nieuwe maatregel te beoordelen
via één vraag: is ’t waar, of is ’t waar?
Daarop zijn er twee antwoorden mogelijk: ja, het is waar, ofwel nee, het
is waar.
En we modderden nog wat onnozel voort.
Grim(m)burger,
Donderdag 27 oktober 2011